Zeeprik

De zeeprik is, net als andere prikken, eigenlijk geen echte vis. Hij behoort tot de klasse van Rondbekken. Je vindt de zeeprik vooral in de wateren van West-Europa, maar hij wordt ook regelmatig gespot in de Egeïsche zee. Daarnaast is er een grote populatie te vinden langs de Noord-Amerikaanse kust. Zo groot zelfs, dat de zeeprik daar een tijdlang als plaag werd gezien.

 

Door de aanleg van dammen en dijken is het aantal zeeprikken in Nederland sterk afgenomen. Hij kwam tot in de eerste helft van de twintigste eeuw regelmatig voor in de Rijn en de Maas, maar is tegenwoordig niet meer algemeen aanwezig. Sinds eind jaren 80 neemt het aantal gevangen zeeprikken in Nederland weer langzaam toe.

Volksnaam

Bonte negenoog, moederprik of zeelamprei

Voedsel

Als larfje voedt de zeeprik zich met kleine deeltjes uit het water. Als volwassen exemplaar leeft de zeeprik als parasiet. Met zijn grote zuigbek klampt hij zich vast aan grote vissen en leeft hij van hun bloed.

Uiterlijk

De zeeprik heeft een slangachtig lichaam. De kleur van de zeeprik kan verschillen. Soms is hij lichtgrijs, de andere keer heeft hij een groenachtige kleur. De onderkant van de prik is meestal bleker van kleur. De bek van een volwassen zeeprik is een ronde zuigschijf. In de schijf zitten wel honderden tandjes! Hierin verschilt de zeeprik van de rivierprik. De rivierprik heeft een stuk minder tandjes.

De jonge zeeprik is ongeveer 15 tot 20 centimeter lang. In die fase is hij klaar om naar zee te trekken om daar te leven als parasiet. Eenmaal in zee, groeit de prik zo’n 20 tot 30 centimeter per jaar. De zeeprik wordt zo’n 70-90 centimeter lang.

 

De reis van de zeeprik

De zeeprik brengt zijn volwassen leven door in zee. Na een aantal jaar trekt hij in het voorjaar de rivieren op om zich voort te planten. Vanaf dat moment staat ook alles in het teken van de voorplanting. De zeeprik eet zelfs niet meer! Hij zwemt net zolang stroomopwaarts totdat hij geschikte paaigronden heeft gevonden. De paai van de zeeprik verloopt niet bepaald zachtzinnig. Het mannetje zuigt zich vast aan de kop van het vrouwtje. Vervolgens wikkelt hij zich strak om haar heen en ‘knijpt’ haar uit. Het vrouwtje legt hierbij wel duizenden eitjes. Het mannetje bevrucht vervolgens de eitjes. Na de paai, sterven beide dieren. Ze zijn uitgeput en uitgehongerd en daardoor heel vatbaar voor ziektes. Lees hier meer over de paai van de zeeprik.

 

Wanneer het larfje uit het ei komt, zakt hij de rivier af op zoek naar een plek om zich in te graven. Dit gebeurt in de slib bodems van de rivieren. Het blinde larfje blijft daar een aantal jaren liggen. Als het larfje zo’n 20 centimeter groot is, treedt er een gedaantewisseling op. Het larfje verandert in een jonge zeeprik. De jonge zeeprik zwemt vervolgens naar zee, waar hij een aantal jaar leeft als bloedzuigende parasiet om vervolgens weer terug te zwemmen naar de rivieren.

De trek van de zeeprik vindt vooral in de nacht plaats. De Vismigratierivier biedt de zeeprik met zijn beperkte stroomsnelheden een nieuwe route tussen zout en zoet water.

 

Verder lezen:

>> Deze vissen worden blij van de Vismigratierivier
>> Daarom hebben we een Vismigratierivier nodig

>> Zo werkt de Vismigratierivier 

>> De 5 belangrijkste kenmerken van de Vismigratierivier
>> Vismigratierivier beleven