Grenzeloze natuur

De zwervers van het wad 

Dieren en ook planten trekken zich niets aan van door mensen bedachte landsgrenzen: de natuur is per definitie grenzeloos. WADDENmagazine belicht voorbeelden van grensoverschrijdende waddensoorten.

 

Gewone zeehond

Voor de gewone zeehond gelden de Nederlandse, Duitse en Deense Waddenzee als een groot aaneengesloten leefgebied. De zeehonden in de internationale Waddenzee vormen dan ook een enkele populatie, zo wees genetisch onderzoek uit. Die zeehondenbevolking is sinds de jaren 1970 spectaculair gegroeid, van 4,5 duizend tot rond 40 duizend dieren. De toename is te danken aan het terugdringen van gifstoffen in zee die de voortplanting verstoorden en aan het stopzetten van de zeehondenjacht. Dat laatste gebeurde in Nederland in 1962 en zo’n tien jaar later volgden de andere Waddenzeelanden. Tussen 1990 en 2000 groeide de Nederlandse zeehondenbevolking biologisch gezien raadselachtig snel. Dit bleek veroorzaakt zijn door immigratie vanuit Duitsland. Voorheen werden daar relatief weinig zeehonden geschoten, waardoor een overschot aan vruchtbare vrouwtjes ontstond. Gewone zeehonden keren voor de voortplanting terug naar hun eigen geboortegrond, en zo werden op het Duitse wad veel meer zeehonden geboren. De jonge dieren verhuisden vervolgens naar de Nederlandse en ook de Deense Waddenzee.

Ruige dwergvleermuis

De ruige dwergvleermuis heeft in Europa een grote verspreiding, van Finland en Noorwegen in het noorden, tot Zuid-Frankrijk en Italië in het zuiden. De zoogdieren houden winterslaap in het zuidelijke deel van het verspreidingsgebied en planten zich voort in het noordelijk deel. Opvallend is dat alleen vrouwtjesdieren naar kraamgebieden in het noorden trekken. In Nederland zijn geen kraamgebieden van de soort, deze zijn pas in Denemarken en verder noord- en oostwaarts te vinden. Dwergvleermuizenvrouwtjes - en in het najaar ook jonge dieren van beide seksen - leggen tijdens de trek afstanden af van maximaal vijfenvijftig kilometer per dag. Daarbij wordt vooral langs dijken en kustlijnen gevlogen. De kust van de internationale Waddenzee en de Afsluitdijk vormen hierdoor een ‘snelweg’ voor trekkende ruige dwergvleermuizen.

 

Bergeend

Waar dertig jaar geleden vrijwel de gehele Europese populatie bergeenden zich voor de rui in juli en augustus verzamelde in de monding van de rivier de Elbe, ter hoogte van Hamburg, gebeurt dat nu in steeds grotere aantallen in de Nederlandse Waddenzee. Bij eenden- en ganzensoorten worden versleten veren van vrijwel het gehele kleed omgewisseld voor nieuwe. Bergeenden kunnen in die periode niet vliegen en zijn heel gevoelig voor verstoring. Sinds 1990 nam het aantal in de Duitse Waddenzee ruiende bergeenden af van 200 duizend tot 150 duizend vogels. Volgens tellingen tussen 2017-2021 ruiden in de Nederlandse Waddenzee jaarlijks ruim 91 duizend bergeenden, voornamelijk op het wad tussen Terschelling en Holwerd. Die toename van ruiende eenden op het Nederlandse wad is te verklaren uit de immigratie vanuit het Duitse wad en de groei van de gehele bergeendenpopulatie.

 

Buizerd

De buizerd is in Nederland inmiddels de algemeenste broedvogel onder de roofvogels, met een groeiend aantal nestelende vogels op de Waddeneilanden en langs de Nederlandse Waddenzee. Dit zijn voornamelijk standvogels, vogels die het hele jaar in hun broedgebied blijven. In de herfst en winter wordt hun aantal nog eens aangevuld met Deense en Duitse buizerds, die hun broedgebieden wel verlaten om in Nederland te overwinteren. Zo kan de buizerdbevolking in heel Nederland in de winter stijgen van rond de twintigduizend tot maximaal vijftigduizend vogels. Veel meer dan alle andere roofvogels variëren buizerds in kleur en tekening, van geheel donkerbruin via combinaties bruine en lichte veren tot aan geheel wit. Deze ‘kleurmorfen’ zijn genetisch bepaald. Onderzoekers ontdekten verschillen in agressief en ander gedrag tussen de morfen, maar vonden geen harde bewijzen voor het door sommige vogelaars geopperde idee dat lichtgekleurde buizerds vooral ‘noordelijke’ vogels zijn.

 

In oktober 2020 werden er duizelingwekkende aantallen trekkende buizerds boven Texel en Vlieland geteld: op Texel ging het om duizend vogels in een uur tijd, in totaal om vele duizenden vogels. Niet eerder vertoond!

 

Kuifeend

Net als veel andere broedvogels in Nederland trekt een deel van onze populatie kuifeenden – talrijke broedvogels van sloten en plassen in weidegebieden in het noordwesten van het land, langs de Waddenzee en op de Waddeneilanden – naar het zuiden om te overwinteren. Kuifeenden overwinteren in het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Noord-Italië. Noord-Europese exemplaren, onder meer uit Duitsland en Denemarken, overwinteren juist graag op de Nederlandse wateren. De massale zuidwaartse verplaatsing van kuifeenden vindt plaats in september, rond april vliegen de vogels weer terug naar hun broedplekken.


Zeeforel

Honderd jaar geleden zwommen overal in de Waddenzee zeeforellen, indrukwekkende zilveren vissen van soms meer dan een meter lengte. Zeeforellen paaien in de bovenlopen van rivieren, bij voorkeur met een grindbodem. De jonge vissen trekken de rivier later weer af om verder tot volwassenheid te groeien in zee. Omdat grindbodems in Nederlandse rivieren nauwelijks voorkomen, paaien zeeforellen uit de Waddenzee van oudsher in Duitse rivieren. Door dammen, sluizen en stuwen werd de trek van zeeforellen in de afgelopen eeuw ernstig gehinderd en daalde de populatie sterk, mede door de slechte waterkwaliteit. Intussen wordt – ook door de Waddenvereniging – hard gewerkt aan het herstel van trekroutes voor tussen zee en zoet water trekkende vissoorten als de zeeforel. Volgens onderzoek beginnen vanuit de Waddenzee jaarlijks enkele duizenden volwassen zeeforellen aan de trek naar Duitsland, via de Eems en IJssel en riviertjes in Groningen en Drenthe. Een kleine honderdduizend jonge zeeforellen keren terug in de Waddenzee. Kijk voor informatie over het herstelproject van de Waddenvereniging op www.vissenvoorverbinding.nl

 

Groot zeegras

Rond het begin van de twintigste eeuw bedekten velden van groot zeegras ongeveer honderdvijftig vierkante kilometer van de Nederlandse Waddenzee. Deze in ondiep zeewater en op onderlopende zandplaten groeiende vaatplant stierf in de tweede helft van de eeuw nagenoeg uit, waarschijnlijk als gevolg van veranderde zeestromingen door onder meer de bouw van de Afsluitdijk en een slechte waterkwaliteit. Ondanks de inmiddels flink verbeterde waterkwaliteit is het groot zeegras in de Waddenzee nauwelijks hersteld. Er is veel onderzoek naar waarom de weinige zeegrasvelden zich niet uitbreiden. Een reden lijkt dat zaden van zeegras te ver uitwaaieren en in de Duitse Waddenzee terechtkomen. Zo was er een onderzoek waarin de verspreiding van zaden van zeegras op de zandplaat Hond-Paap tussen Eemshaven en Delfzijl in een computermodel werd nagebootst, daarbij rekening houdend met zeestromingen en de heersende winden. Daaruit bleek dat drijvende scheuten groot zeegras met zaden voornamelijk in noordoostelijke richting tot zo’n 130 kilometer afstand afdreven; naar het Duitse wad, en niet het Nederlandse.

 

Uit het WADDEN magazine

Dit artikel is verschenen in het WADDEN magazine van december 2022. Tekst Marcus Werner. Foto’s Marcel van Kammen, Josje Fens en Sportvisserij Nederland. Wil je het magazine ook ontvangen? Word lid van de Waddenvereniging vanaf €27,- per jaar, steun ons werk en ontvang het magazine 4x per jaar in de (digitale) brievenbus.