Op het strand zoek ik als vanzelf naar schelpen

Noordkrompen, zee-engelen en koffieboontjes zijn schelpdieren. Het is ook de titel van het nieuwe boek van bioloog, schrijver en journalist Koos Dijksterhuis. Hij neemt WADDENmagazine mee naar het strand van Schiermonnikoog en de magische schelpenwereld.

 

Vogels, zoogdieren, planten, schelpdieren, insecten: Koos Dijksterhuis houdt van alle evenveel. Maar schelpen zijn de oudste liefde. ‘Ik begon met schelpen zoeken zoals alle kinderen dat doen, ik ben er alleen nooit mee opgehouden. Dammetjes bouwen doe ik ook nog altijd graag.’ De intense schelpenliefde ontstond op Schiermonnikoog waar Dijksterhuis al vanaf zijn jongste jeugd komt.

 

Op een stille vrijdagochtend neemt hij me er mee naar het strand, door de duinen lopen we naar Paal 7. Kramsvogels en koperwieken doen zich tegoed aan de laatste duindoornbessen. Een haas zigzagt voor ons uit over het pad, de bioloog wijst me op een blauwe kiekendief. ‘Het is een vrouwtje, die zijn niet blauw maar bruin.’ Met zijn verrekijker speurt hij de lucht af, misschien valt er een strandleeuwerik of sneeuwgors te zien. Maar zodra we de vloedlijn naderen, richt hij de blik naar beneden. ‘Dat gaat automatisch. Op het strand zoek ik als vanzelf naar schelpen.’

 

Heremietkreeft is een slordige eter

Als jongetje van acht, negen jaar kamde hij zelfs de schelpenhopen uit, die over de fietspaden uitgestrooid zouden worden. Met een vriendje fantaseerde hij om ‘later als we groot zijn’ naar de Filipijnen te gaan en daar de mooiste schelpen te vinden. ‘Twee derde van de wereld bestaat uit water en we hebben geen idee hoeveel zich onder de oppervlakte afspeelt. Het is zo boeiend wat daar gebeurt. Naar schatting zijn er honderdduizend soorten schelpdieren. Het zijn chemische fabriekjes die met kalk uit de zee hun schelp steeds een beetje groter metselen, octopussen hebben negen breinen, nonnetjes zeilen met een soort parachuutje van diep naar ondiep water en andersom, de kegelslak schiet gifpijltjes af met de snelheid van een pistoolkogel en zee-engelen, piepkleine zeeslakjes, hangen als valken op de plaats rust in een hinderlaag om een prooi te vangen.

 

En kijk dit eens…’ In zijn jaszak nam Dijksterhuis een zakje met eerdere vondsten mee. Hij toont de schelp van een tepelhoren, bezaaid met zeepokken. Hier heeft een heremietkreeft in gezeten, weet hij. ‘De heremietkreeft zoekt een leeg huis van een schelpdier en zeepokken, die zich niet zelf kunnen voortbewegen, liften graag met de heremietkreeft mee. Die schuift over de zeebodem op zoek naar aas en is een slordige eter. Hij hakt zijn aas vak in stukken waarbij veel eten rond dwarrelt. Dat vangen de zeepokken graag op. Zie je deze strook aan de onderkant waar geen enkele zeepok zit? Daar schoof de schelp over de bodem. Zo weet ik zeker dat deze schelp door een heremietkreeft is gekaapt.’

 

Linker- en rechterkleppen

In de jaszak zit ook een noordkromp, de meest magische aller schelpen, wat Dijksterhuis betreft. Hij had hem niet hoeven meenemen, want na nonnetjes, kokkels, een wulk, venusschelpen, oorkwallen, zeedruiven, zeeklitten, massa’s mosdiertjes, een niet onmiddellijk te duiden bot, een dode zeehond en veel plastic dat in een zakje meegaat, ligt er daar echt eentje op het strand: een noordkromp. Een linker klep. Natuurlijk, een linker klep. In de meer dan 50 jaar dat hij schelpen zoekt, vond hij tien of vijftien gave rechterhelften van de noordkromp en één keer, bij Esbjerg, een doublet, de complete schelp.

 

‘Noordkrompen kunnen extreem oud worden, in 2013 werd bij IJsland een exemplaar gevonden dat 507 jaar bleek te zijn. Ik vind ze prachtig, ze zijn groot en stevig. En interessant voor de schelpenzoeker: ze zijn zeldzaam genoeg om een uitdaging te vormen en algemeen genoeg om regelmatig succes te hebben. In Nederland is Schiermonnikoog verreweg de kansrijkste plaats, en groeien de kansen met elke meter die je naar de oostpunt loopt.’ En dan is er ook het mysterie rond de rechterhelften van de noordkromp. ‘Je vindt vrijwel alleen linkerhelften. Het is ook niet zo dat de rechterhelften in bijvoorbeeld Denemarken of Engeland aanspoelen. Niemand weet waar ze blijven. Dat is toch fascinerend?’

 

Pelikaansvoet

Het schelpen zoeken is geen doel op zich. ‘Het doel is genieten. Ik voel me altijd heerlijk op het strand, het is een plek om op te gaan in het geheel, om me te verwonderen. Door het licht, de snelheid waarmee de vloed opkomt, de dingen die ik vind. Of dat nu schelpen zijn of niet, je vindt altijd wat anders. Vandaag zijn het vooral veel zeeklitten.

 

Dijksterhuis verklaart de veelheid aan deze vederlichte, lege skeletjes van de zee-egel door een storm waardoor ze hun grip op de bodem verloren, gevolgd door een aanlandige wind. ‘Bij aanlandige wind komen drijvende schelpen en andere voorwerpen op het strand terecht, bij aflandige wind de zware. Het weggeblazen zeewater stroomt dan namelijk over de bodem terug naar de kust. Na langdurige oostenwind waaien op het strand vaak hele schelpenvelden bloot, dan vind ik nog weleens iets zeldzaams.’

 

De schelpenkenner denkt dat hij door de jaren heen op Schiermonnikoog een honderdtal verschillende schelpensoorten heeft gevonden. Daar zaten zeldzame tussen als pelikaansvoet, wenteltrapje en trapgeveltje. Hij is met alle vondsten blij, maar de noordkromp is en blijft favoriet. ‘Ik word ik echt blij als ik een mooie, gave rechterklep vind.’

 

Uit het WADDEN magazine

Dit artikel is verschenen in het WADDEN magazine van december 2022. Tekst en foto’s Annemarie Bergfeld. Wil je het magazine ook ontvangen?

Ontvang 4x per jaar het (digitale) magazine WADDEN voor € 27,00 met prachtige fotoreportages, interessante artikelen en speciale lezersvoordelen. Met uw lidmaatschap helpt u het waddengebied te beschermen.

Magazine bestellen